Lezing symposium “Vol van de Geest”
Op 1 augustus 2005 – nu bijna dertien jaar geleden – werd ik aangesteld als voorganger van een evangelische kerk in Woerden. De kerk behoort bij de Christian & Missionary Alliance en is in Nederland sinds 2006 verbonden aan de ABC kerken in Nederland – de Alliantie van Baptisten en CAMA gemeenten.
Ik werd gevraagd voor deze functie vanwege mijn reformatorische achtergrond. Dat klinkt vreemd, maar u moet weten dat deze kerk zo’n twee jaar voor mijn komst gescheurd was als gevolg van grote meningsverschillen over de Heilige Geest. In deze kerk was een grote groep nieuwe mensen binnengekomen als gevolg van het ontploffen van een bijzonder charismatische kerk in de stad.
Deze nieuwe mensen zochten een andere belans dan de balans die aanwezig was in de toenmalige CAMA gemeente. Ik was er zelf niet bij maar ik geloof best dat beide partijen oprecht zochten naar waarheid en geloofsbeleving. Toch was de groep van nieuwe instomeners zo overtuigd van het eigen gelijk dat ook in de CAMA gemeente een scheuring ontstond met veel pijn en verdriet als gevolg.
Ik was net klaar met mijn theologische studie en een interim raadslid die mij goed kende, stelde me voor om de taak van voorganger in deze kerk op me te nemen. Als kind van de Gereformeerde Gemeente die de overgang naar een evangelisch kerkgenootschap had gemaakt leek ik een goede kandidaat die niet bij de eerste de beste nieuwe wind van leer van zijn sokken zou worden geblazen.
Of dat zo is weet ik niet, maar feit is dat ik aan mijn dertiende jaar in deze kerk bezig ben en geleerd heb om te manoeuvreren tussen de theologische uitersten die deze kerk herbergt. Bij mijn komst leefde de gemeenschap onder een document – wat ik misschien wel een staakt-het-vuren-document zou kunnen noemen. Alle charismatische uittingen in de eredienst werden on-hold gezet en ik proefde veel angst om die deur weer van het slot te halen.
Het duurde jaren voordat de gemeente voldoende van de scheuring was hersteld om in vertrouwen de roestige deur van de genadegaven van de Heilige Geest weer open te zetten. In de tussentijd maakte de kerk een groei door. Ik vermoed dat dit deels te maken heeft met mijn voorliefde voor expository preaching – prediking waar de bijbeltekst wordt uitgelegd. Dus geen thematische preken met 388 uit de context gerukte teksten over genade, maar gewoon één, hooguit twee, bijbelteksten per preek. Iets wat reformatorische gelovigen gewend zijn.
Het gevolg was dat we in onze kerk dus te maken kregen met een nieuwe instroom en dat ik als voorganger veel bezig was met gerecyclede Gereformeerden. Ook deze groep had weer iets eigenaardigs. Ze was losgebroken uit een liturgische en statische setting en moest werkelijk niets hebben van enige vorm van stoffige liturgie – men zocht vrijheid, geen kaders.
Het ingewikkelde was dat ik juist de rijke theologie van de Vroege Kerk had ontdekt. Want als ik eerlijk ben was er in die dagen nauwelijks evangelische theologie waar ik mijn eigen geestelijk leven mee kon voeden. Het was allemaal gebaseerd op thema’s als: “Zeven stappen naar een overwinningsleven” en dat riep bij mij toch vooral aversie op. Ik dronk uit de beker van de Oude Kerk, ontdekte de rijke spiritualiteit en de mystiek van de Oosters Orthodoxe kerk en begon te verlangen naar een meer heldere liturgie.
Little did I know. Toen ik tijdens een paasviering een prachtige Christuskaars ontstak vonden mensen dat aanvankelijk prachtig, maar toen de kaars de zondagen daarna keurig werd aangestoken vernam ik dat een goed gebekt gemeentelid rond bazuinde dat als die kaars er de volgende zondag weer zou staan, zij het ding eigenhandig zou omtrekken.
Evangelischen en neo-evangelischen moeten over het algemeen niet veel hebben van een gedegen liturgie. Het zou gif voor de Heilige Geest zijn. Ik had dus wijsheid nodig en was van plan me niet 1-2-3 uit het veld te laten slaan. Vooral omdat ik merkte dat ik in pastorale gesprekken veel meer kon putten uit de bron van de wijze woestijnvaders dan uit de koker van mannen als Bill Hybels of Rick Warren.
Inmiddels hebben we als kerk veel geleerd. Gekscherend word ik soms een halve katholiek genoemd maar de scherpe kantjes zijn ervan af. Ik merk dat mensen echt op zoek zijn naar diepgang en een geestelijk leven wat uit meer bestaat dan alleen maar positieve coachingsboekjes lezen. Inmiddels kan ik Johannes van het Kruis of Kallistos Ware vrijelijk citeren zonder commentaar te krijgen.
Peters boek “Vol van de Geest” vond ik een verademing om te lezen. Vooral toen ik zag dat Peter er inmiddels uitziet als een orthodoxe monnik en een prachtige balans weet te vinden tussen de theologie van de Oude Kerk en de nieuwere theologie van de Pinksterbeweging. Er waren een aantal hoofdstukken die me bijzonder hebben geraakt, maar het hoofdstuk wat er voor mij met kop en schouders bovenuit steekt is hoofdstuk 15: “Eredienst met blijdschap en beven”.
Ik herken de haarfijne analyse van de situatie in veel evangelische kerken: erediensten met eenmansvoorstellingen of proeftuinen waar continue wordt geëxperimenteerd met vormen om de mens van vandaag maar aan te spreken. Voor mij is dat de leegte van het “seeker sensative model”. Het heilige wat zo feestelijk in gitaarmuziek is verpakt dat de ziel eerder wordt weggeblazen dan tot rust komt. Er blijkt weinig of geen ruimte te zijn voor verootmoediging, schuldbelijdenis of stilte. Diensten razen in rap tempo voorbij en laten de deelnemers eerder vermoeid dan gelaafd achter.
Als oudstenraad breken we ons hoofd al geruime tijd om een oplossing te vinden voor deze doorgeschoten whats-in-it-for-me cultuur, maar pas bij het lezen van dit hoofdstuk uit “Vol van de Geest” werd mijn hart met zo’n geweldige kracht geraakt dat ik serieus tranen in mijn ogen kreeg. Tranen van blijdschap maar zeker ook van verlangen. Ik kopieerde het betreffende hoofdstuk en stuurde dat direct naar onze oudsten. Deze woorden! Lees en overweeg ze. Koop het boek en laten we keuzes gaan maken.
Peter schrijft: “Ik ben er steeds meer van overtuigd dat als er een geestelijk vitale en levende eredienst gevierd wordt, een gemeente verder niet zo veel nodig heeft”. Bam!
Dan zit je midden in de Oosters-orthodoxe theologie. We voelen als oudstenraad de prikkel om de eredienst anders in te vullen maar daar is veel wijsheid voor nodig. Want ook al zijn we zelf enthousiast en is er bij ons een diep verlangen wakker gekust, er is veel wijsheid voor nodig om een kerkelijke gemeenschap mee te nemen in zo’n proces. Een eenvoudig: “vanaf nu gaan we alles anders doen” volstaat absoluut niet. Ik heb dat teveel meegemaakt in het bedrijfsleven en aan het eind van zo’n hype was er nooit iets veranderd.
Enkele grijsaards brachten een bezoek aan abt Poimên (een milde woestijnvader uit de vijfde eeuw die leefde in Egypte) en zij zeiden hem: “Als we zien dat de broeders tijdens de gebedsbijeenkomst zitten te knikkebollen, wilt u dan dat we hen aanstoten zodat ze wakker zijn voor de gebedswake? Maar hij antwoordde hun: “wat mij betreft, als ik een broeder zie knikkebollen, dan leg ik zijn hoofd op mijn knieën en ik maak het hem gemakkelijk”.
Maar de vraag is: wat is dat kussen om het de gemeente makkelijk te maken om te leren leven vanuit een ‘dubbeldimensionale’ (zowel sacramenteel als charismatisch) eredienst? Want dat die liturgie erg belangrijk is leerde ik kortgeleden van de Belgische kluizenaar Benoît Standaert die zei: “De liturgie vormt de eerste harp waarop de snaar van het woord Gods gespannen wordt en mag klinken. Exegeten hebben daar doorgaans weinig oog voor.” Zijn we teveel mensen van het hoofd geworden?
En dan nog iets: Peter pleit voor erediensten waar niet een soort ‘bijeenkomstleider’ als een soort conferencier een aantal programmapunten presenteert die door een klein aantal medewerkers uitgevoerd worden, waarbij de rest van de gemeente vooral als publiek dient. Hij pleit voor een feest met blijdschap en beven waar de gemeente één in dezelfde Geest de Vader aanbidt en de Zoon verhoogt.
Een dienst met de hele gemeenschap? Waar ieder iets heeft of kan bijdragen in een liturgie die daar uitermate geschikt voor is? Ik kan me dat goed voorstellen bij een gemeenschap van 50 mensen maar in onze kerk zitten wekelijks 600 mensen in de zaal. Als we daar een ‘ieder heeft iets’ dienst van maken wordt het eerder chaotisch dan gewijd. En ja, ik ken de strak geleide Katholieke en Oosters-Orthodoxe diensten waar de gemeenschap zeker een rol heeft in de liturgie, maar die rol is dan toch gemarginaliseerd tot het reageren in vaste formules op datgene wat ook die ene vooraan in de kerk uitvoert. Het ontbreekt me dus aan het voorstellingsvermogen om zo’n sacramentele én charismatische dienst voor me te zien.
En toch staat daar geen punt maar een komma. Hoe kunnen we recht doen aan beide elementen in de eredienst? Want zoals Peter terecht opmerkt in zijn boek is met namen de beleving van het avondmaal nogal verwachtingsloos geworden. Als ik deelneem aan de eucharistie in een Katholieke eredienst, dan is de hele dienst zo ingevuld dat het ontvangen van het Lichaam van Christus het hoogtepunt is. Niet de prachtige homilie, noch de diepe schuldbelijdenis, maar het ontvangen van het leven staat centraal.
Een paar weken geleden waren we met onze oudstenraad in een klooster om ons te bezinnen. Juist ook over deze dingen. Aan tafel in de refter ontmoetten we de andere gasten en onder hen was een vrouw van in de dertig die lid was van een Baptistenkerk. Bij haar introductie voegde ze daaraan toe dat ze over twee weken Katholiek zou zijn. Ik vroeg haar wat haar zo aantrok in het Katholicisme en zonder aarzelen zei ze: “de eucharistie” – en gek genoeg begreep ik haar volkomen.
Dionysius de Areopagiet legde uit dat de incarnatie wordt voortgezet in de sacramenten. “Vooral door het avondmaal kunnen we volgens hem daarom dieper groeien in het goddelijke leven.” Dat is prachtig maar Peter heeft zeker een punt als hij zegt dat als de geloofsverwachting rondom de maaltijd zwak is, ook de openbaring van Gods heerlijkheid wordt begrensd bij de viering van de maaltijd.
In dat geval kan ik me goed voorstellen dat pinksterkerken gemakkelijker leven met het mysterie (ook rond het avondmaal) dan de gemiddelde baptistenkerk. Tegelijkertijd heeft de charismatische verwarring in pinksterkringen niet bijgedragen aan stabiliteit, verwachting en vertrouwen als het gaat om het werk van de Heilige Geest.
Dwarsverbanden tussen oud en nieuw zijn dus nodig om vanuit de worteling in het oude te bouwen aan het nieuwe. Het kussen van abt Poimên zou wel eens een heel oud kussen kunnen zijn met een nieuw, fris kussensloop om de hoofden van onze gemeenteleden voorzichtig op te leggen.
De kracht van het boek van Peter zit hem voor mij niet zozeer in de antwoorden maar vooral in de vragen en dieper nog: het verlangen wat het boek oproept om werkelijk als dubbeldimensionale gemeenschappen te gaan leven.
Hartelijk dank voor het schrijven van dit uiterst boeiende boek!
Reacties uitgeschakeld voor Lezing symposium “Vol van de Geest”